De mummies werden in sarcofagen gelegd.
Sarcofagen zijn een soort grafkisten.
De grafkist was meestal aan de binnenkant beschilderd.
Deuren en ogen speelden daarbij een belangrijke rol. De overledene, die in zijn grafkist leefde als in een huis, moest zijn woning ook kunnen verlaten, wanneer hij, of liever gezegd zijn ka, zich in de buitenwereld wilde begeven.
De ogen hielpen hem bijvoorbeeld om de grafgeschenken waar te nemen, om de opgaande zon te zien of andere gebeurtenissen waar te nemen. Ook werd op de wand van de grafkist een “landkaart van de onderwereld” aangebracht, die de dode in staat zou stellen de juiste weg te vinden.
Toverspreuken hadden verder tot doel te voorkomen dat de dode in het gevaarlijke hiernamaals zou sterven.
Grafkisten in de vorm van de mummie kwamen pas in het Middenrijk in opgang, toen het de gewoonte werd om het hoofd en de schouders van de overledene met een dodenmasker te bedekken. Dit masker had tot doel een optredende verandering in het gemummificeerde lichaam te compenseren, zodat de dode in elk geval door zijn ba zou worden herkend.
De grafkisten waren meestal van linnen of papyrus gemaakt en versterkt door gips (kartonnage).
Aan het einde van de tweede tussenperiode gebruikte men vaker houten kisten. Deze waren op eenvoudige wijze versierd en voorzien van bandinscripties met een beschrijving van de overledene en afbeeldingen van de goden.
Vlak naast de sarcofaag stonden de Canopen, die meestal werden bewaard in een canopenkast. Deze kruiken bevatten de ingewanden die bij het mummificeren uit de dode waren verwijderd en die met evenveel zorg werden begraven als de kist met de mummie. Eromheen stonden grafgeschenken gegroepeerd. Deze waren speciaal voor de begrafenis vervaardigd of afkomstig uit de persoonlijke bezittingen van de overledene en hadden tot doel het leven in het hiernamaals zo aangenaam mogelijk te maken.
Het leven in het hiernamaals was echter geen oneindig feest. Vervelend was vooral dat men in het hiernamaals verplicht was op de vruchtbrengende velden te werken voor het behoud van het levend schenkende landbouw. Men had voor dit probleem een oplossing bedacht in de vorm van Sjabti’s.
Dit waren beeldjes van bedienden waarvan men er het liefst zo veel mogelijk mee in het graf nam.
In het hiernamaals kon men deze het zware werk laten opknappen. Door een magische tekst op de figuren te kerven of schilderen was men van hun hulp verzekerd.
Het aantal Sjabti’s in het graf kon wel oplopen tot 365, één voor elke dag van het jaar. Ze stonden onder toezicht van 36 opzichtersjabti’s, goed gekleed en voorzien van een zweep, die er verantwoordelijk voor waren dat het werk goed liep.
De mummies van de farao’s werden in piramides gelegd, de mummie werd eerst in een ondergrondse kamer gelegd, daarna naar de middenvloerse kamer en tot slot in de koningskamer.